icon

Symposium: ‘100 jaar Volksuniversiteitswerk in Nederland’

Op 18 april vond het symposium ‘100 jaar Volksuniversiteitswerk in Nederland’ plaats in de Sint Olofskapel van het Barbizon Palace Hotel in Amsterdam.

Het symposium is door tal van prominente sprekers (waaronder Frits Spangenberg) niet alleen een feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de Volksuniversiteit, maar biedt ook een spannend en inspirerend inhoudelijk programma. Bovendien biedt het de gelegenheid tal van oude bekenden te ontmoeten en nieuwe contacten te leggen.

Voor vragen kunt u contact opnemen met Sanne de Matter via sanne@vua-ams.nl.

Het symposium is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van de gemeente Amsterdam.

 U leest onderstaand het verslag of u kunt het downloaden door op deze link te klikken

 

 Verslag van Presentatie Frits Spangenberg t.g.v. 100 jaar VOLKSUNIVERSITEIT  AMSTERDAM    

 ZELF GEKOZEN VERANTWOORDELIJKHEID

Zijn er nog wel uitdagingen voor een krasse honderdjarige? Is er al voldoende bereikt of mag de wijze van aanpak hier en daar wat worden bijgesteld? Laten wij in het Nederland van 2013 eens kijken naar kansen en mogelijkheden. 

Prof. Dr. S.R. Steinmetz had honderd jaar geleden een heldere visie toen hij als geestelijk vader van de eerste Nederlandse Volksuniversiteit het idee uit Engeland overnam: ‘bijdragen aan de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid van inwoners van het Rijk der Nederlanden, ongeacht afkomst of overtuiging…….ter bevordering van zelfstandig denken op grond van vrijwillig aanvaarde eigen verantwoordelijkheid’ Hij formuleerde drie pijlers, die nog steeds worden gehanteerd: neutraliteit, toegankelijkheid en een breed aanbod. De Volksuniversiteit moest de verbondenheid tussen individu en samenleving versterken en de verborgen tweedeling beslechten. Schoolsheid en dwang waren geheel buitengesloten en in de naamgeving werd gekozen voor ‘universitas’, in zijn ogen de helderste aanduiding voor ‘een harmonisch, systematisch geheel van wetenschappen’ In Nederland hebben de circa 80 volksuniversiteiten jaarlijks 180.000 cursisten, bijna evenveel als er mensen in Almere, Breda of Groningen wonen. 

Waar staan wij nu? Om die vraag te beantwoorden spreekt het interview met de directeuren Lidewij Verheggen en Marieke Gehem in het Radio I programma Spijker met Koppen van zaterdag 13 april duidelijke taal. De twee manlijke interviewers demonstreren het hedendaagse intellectuele taboe dat je toch niet met hart en ziel gewoon voorstander kan zijn van een serieuze, maatschappelijk nuttige zaak. Dat moet nodig worden gerelativeerd. Beide directeuren worden telkens op het verkeerde been gezet, althans dat wordt geprobeerd maar zij houden stand. Zij dragen onverschrokken hun boodschap uit. De interviewers proberen er een soort cabaret van te maken door een spervuur van vragen met een ludieke toonzetting. Zo wordt de verborgen tweedeling door hen bewezen met de cursus ‘inparkeren voor vrouwen’. Uit angst om luisteraars te verliezen is het gehele interview polariserend, ridiculiserend en confronterend. De Volksuniversiteit is niet uit het veld te slaan, dat werd voor iedere luisteraar duidelijk. 

Het gaat allemaal niet van zelf voor een instituut als de Volksuniversiteit. Wij wonen weliswaar in een land waar bijna alle mensen het veel beter hebben dan honderd jaar geleden. Nederland haalt de hoogste scores op wereldwijd geluk onderzoek. Onze verzorgingsstaat heeft voor ieder probleem een regeling, of liever gezegd een instituut opgericht. Dat de medewerkers van die instituten vaak langs elkaar heen werken kan je hen individueel niet kwalijk nemen. Toch maakt de staat van algeheel vertrouwen van weleer steeds meer plaats voor onvrede en achterdocht, ook de overheid doet daar sterk aan mee. De meeste ouders van nu vinden gehoorzaamheid van hun eigen kind niet zo belangrijk, ouders hebben liever dat hun kind assertief is. Shoppen wordt door vele jongeren gezien als favoriete vrijetijd besteding. Juist in de achterstandswijken zien de meeste jongeren zichzelf vooral als consument, passief en afwachtend tot zich iets ‘leuks’ voordoet. Gewiekstheid wordt hoger gewaardeerd dan discipline of doorzettingsvermogen. Honderd jaar geleden werd er geploeterd om tot fraaie metselverbanden te komen, daar kunnen wij nu nog van genieten. Met de prefab constructies van het bouwen in 2013 is het veel moeilijker om ambachtelijke trots uit te ontlenen. Armoede hebben wij in die honderd jaar niet kunnen uitbannen, ondanks onze rijkdom en kennis, met pappen, nathouden en handhaving hielden wij altijd ruim 10% van de bevolking onder de armoedegrens. En het systeem van uitkeringen droeg niet altijd bij aan een grotere verbondenheid in de samenleving getuige een recente TV uitzending van Man Bijt Hond, waar een ondervraagde zijn 40 jarig jubileum bijstand gerechtigdheid viert. Op de vraag wat hij er van vindt dat de gemeenten nu een tegenprestatie voor de bijstand gaan verlangen heeft hij snel zijn antwoord klaar: “Laten ze daar die zwarten voor nemen”. 

Voor mij persoonlijk is in mijn werk en mijn begrip voor de publieke zaak de Amerikaanse politiek commentator Walter Lippmann (1889-1974) een belangrijke bron van inspiratie geweest. Walter Lippmann werd beroemd toen hij het begrip ‘koude oorlog’ introduceerde, mij viel op dat hij constateerde dat een meerderheid van mensen eerst een oordeel geeft en dan eventueel pas verder kijkt en overweegt. Misschien een nog stuitender gegeven was zijn observatie dat veel mensen weg kijken van een werkelijkheid die hen niet aanstaat. Beide fenomenen maken het ingewikkelder problemen vast te stellen en naar effectieve oplossingen te werken. De eerder genoemde ‘zelf gekozen eigen verantwoordelijkheid’, bestaat natuurlijk wel, maar is zeker geen gemeengoed en moet worden overgedragen. De techniek of de deugd van zelf verkozen eigen verantwoordelijkheid komt niet aanwaaien, maar moet aan jongeren in hun vormende periode worden bijgebracht. Ouders en opvoeders die dit zelf niet beheersen kunnen het ook niet op hun kinderen overdragen. 

Voor de jarige Volksuniversiteit heb ik wel een wens: de ontmaskering van twee sprookjes. Als voorbeeld noem ik het sprookje van het waardevaste pensioen. Dat is ons verteld en wij hebben er jarenlang geloof en vertrouwen in gehad. Het bleek een tijdelijke opwelling, geen duurzame constructie. Zo zie ik nog twee belemmeringen voor groei en dynamiek. De eerste is het recht op passende arbeid. Het lijkt een goede zaak, maar het geeft voor een beperkte groep een schijn zekerheid voor de korte termijn. Iets anders doen, daar een opleiding voor volgen verruimt je blik en het is avontuurlijk. Jongeren van nu willen juist variatie en veel ervaring opdoen, vaste voorspelbare kaders vinden zij juist saai en leidt tot concentratie verlies. Meer variatie in de verdien capaciteit is realistischer dan het groeimodel dat geen teruggang kent. Daar zullen wij aan moeten wennen en bij het aangaan van verplichtingen meer marges voor een fluctuerend inkomen incalculeren. Voor de werkgelegenheid zal een meer flexibele inzet en honorering van medewerkers een positieve invloed hebben en de vraag naar bijscholing toenemen. Werkgevers en werknemers zullen meer regie nemen in hun permanente educatie. Daar is wel een stimulering en duidelijke regie voor nodig. Juist bij de bevolking in achterstandswijken is de scholing beperkt, het onzekerheidsgevoel en de angst om fouten te maken groot. Door meer geld beschikbaar te stellen worden niet meer cursussen en opleidingen gevolgd. Wanneer mensen met een zeer laag inkomen 10% meer geld krijgen wordt dat in eerste instantie besteed aan eten en drank. Uitgaan van een vrijwillig aanvaarde eigen verantwoordelijkheid, zoals Steinmetz dat graag ziet zal naïef zijn, dat moet anders worden aangepakt. 

Een tweede belemmering zie ik in het vasthouden aan verworven rechten. Begrijpelijk in de collectief georiënteerde samenleving van onze grootouders waar onderdanigheid, plichtsbesef en solidariteit domineerden en uitbuiting door machthebbers nog vers in de herinnering lag. Maar in de hedendaagse individualistische, rechtsbewuste samenleving waar steeds vaker de veeleisendheid overheerst belemmert het vasthouden aan verworven rechten een gezonde doorstroming en toegankelijkheid voor nieuwkomers. Daar komt nog bij dat die ‘verworven rechten’ overwegend materieel van aard zijn. En wij weten toch allemaal dat een emotionele of ideële waardering effectiever bijdraagt tot een gebalanceerd of  gelukkig leven? Een mens wordt uiteindelijk gelukkiger van geven dan van krijgen. Wanneer iedereen, maar dan ook echt iedereen, naar redelijkheid een bijdrage zou willen doen, zou niet alleen de crisis snel bestreden zijn, maar zouden wij ook een minder ontevreden, misschien wel gelukkiger volk zijn.

Er ligt voor ons allemaal een grote uitdaging sociaal intelligente oplossingen te verzinnen. Voor de Volksuniversiteiten zien wij in de Motivaction Mentality Trends 2013 een aantal ontwikkelingen waar op ingespeeld kan worden. De hierna genoemde ontwikkelingen schetsen wij over een periode van de afgelopen 15 jaar tot nu. Het zijn geen vage trendwatcher wensen, maar een empirisch vastgestelde werkelijkheid. 

  1. SOBERHEID. Bijna twee derde van de Nederlanders vindt dat wij met zijn allen in Nederland verwend zijn geraakt en dat wij moeten rekenen op een lagere welvaart. Dit resulteert voor een steeds groeiende groep in meer dingen zelf doen, goederen hergebruiken, bezit van duurzame goederen met anderen willen delen en een opleving van coöperatieve organisatie vormen. Het vrijwillig naleven van soberheid wordt nog niet door een meerderheid van de bevolking gesteund, maar de groep is de afgelopen 15 jaar met 11 punten gegroeid van 23% naar 34%. Groot genoeg om er een beweging van te maken. Een cursus gaan volgen bij de Volksuniversiteit werd nog niet spontaan genoemd, maar dit past wel in het gedachtengoed!
  2. OPEN MINDEDNESS. Een groeiende groep mensen staat niet alleen welwillend ten opzichte van nieuwkomers, maar vindt zelfs dat zij de samenleving verrijken. De voorstanders groeiden met 16 punten van 42% naar 58%. Het gaat hier om een positieve belangstelling voor allen die in Nederland wonen en werken. Het is ook algemeen bekend dat de laagst opgeleiden het meest kwetsbaar zijn voor het verlies van hun baan. Ook deze ontwikkeling kan positief worden opgepakt door de Volksuniversiteit.
  3. AUTORITEITSBEHOEFTE. Na een periode van gelijkwaardigheid denken groeit er weer een respect voor mensen in hogere posities. Met 8 punten toegenomen van 25% naar 33%. Een belangrijke groep, waaronder veel jongeren geeft expliciet aan dat zij behoefte hebben aan iemand die hen op het werk zegt wat zij moeten doen. Met 5 punten gestegen van 23% naar 28%. Nu speelt de Volksuniversiteit niet erg in op het autoriteit gevoel, maar het is een aspect om serieus te nemen en waar bepaalde doelgroepen wel mee zijn te verleiden.
  4. GEWELDSFASCINATIE. Een trend waar de Volksuniversiteit niet zoveel mee op heeft maar die toch sterk in onze samenleving aanwezig is, vooral bij jongeren. Gewelddadigheid in films, op TV en in games wordt door 36% van de jongeren en door 22% (was in 1998 16%) van de gehele bevolking op prijs gesteld. Deze trend uit zich ook in een uitdagende en soms polariserende manier van communiceren en adverteren. Mensen die snel zijn afgeleid of zich vervelen worden door wat meer spanning en sensatie beter bij de les gehouden. Dit principe hoorden wij ook terug in het eerder genoemde interview in Spijkers met Koppen.
  5. IMAGINEERING. Dromen en fantasie zijn niet weg te denken bij de invulling van de hedendaagse beleveniscultuur. Van 48% naar 57%, dus met 6 punten gestegen. In praktische zin betekent dit dat de reële en virtuele wereld steeds meer in elkaar overlopen. Zo wordt boodschappen doen een veelzijdiger ingevulde activiteit door te gaan shoppen en vooral in Azië wordt veel vrije tijd doorgebracht met eten in een shopping mall, waar iedere tijdsbesteding, artikelen en wensen die men zou kunnen bedenken aanwezig zijn. De fraaiste en uitgebreidste winkelcentra met bioscopen, theaters en concertpleinen scoren het hoogste in de populariteit. De Volksuniversiteit kan hier inspiratie uit opdoen door meer verrassingen te bieden, bijvoorbeeld door cursussen op wisselende en onverwachte locaties te geven.
  6. MANIFESTATIE. Ongeveer een kwart van de bevolking wil graag opvallen of vindt het leuk door anderen te worden bekeken. Met 8 punten gestegen van 15% naar 23%. Maar als wij de hoge kijkcijfers van Reality-tv TV beschouwen en het aantal mensen dat zonder schroom zichzelf ten toon spreidt kunnen deze cijfers in werkelijkheid nog wel eens hoger liggen. Dit is ook een ontwikkeling die niet sterk past bij de Volksuniversiteit en juist daarom de moeite waard om in beleidsplannen voor de komende jaren mee te nemen.
  7. TECHNOLOGISERING. Het zal geen verrassing zijn dat steeds meer mensen de computer als onmisbaar beschouwen voor het dagelijks leven in huis; van 52% naar 84% een toename met 32 punten. De jongste generatie kan zich geen leven zonder smart Phone of tablet indenken en les met papier en boek zonder smart screen in plaats van schoolbord moet wel erg creatief en afwisselend worden gepresenteerd.

Niet alle trends groeien, er is ook een tegengestelde beweging, juist van een aantal zaken die onder de liefhebbers en aanhangers van de Volksuniversiteit een sterke populariteit genieten. Milieubewust leven liep met 9 punten terug tot 72%; Zorg om de schade die wij mensen aan de aarde toebrengen liep met 10 punten terug tot 77%; betrokkenheid met wat er in de maatschappij als geheel gebeurt liep met 15 punten terug tot 69%. Ik wil niet graag met een depressief bericht afsluiten, ik zie het als een aansporing dat er voor de Volksuniversiteit nog zeker 100 jaar werk in het verschiet ligt en ik ben benieuwd met welke creatieve ideeën de werkgroepen straks naar voren komen. Dank voor uw aandacht. Frits Spangenberg